Het gebruik van onzakelijke verrekenprijzen tussen concernvennootschappen kan niet alleen fiscale correcties via navorderingsaanslagen, maar ook hoge vergrijpboetes opleveren.
Binnen een internationaal opererend tabaksconcern hadden enkele concernvennootschappen beursgenoteerde obligaties uitgegeven om hun activiteiten te financieren. Deze uitgifte heeft plaatsgevonden onder het zogeheten EMTN Programme van het tabaksconcern. Daarbij heeft de uiteindelijke moedermaatschappij in het Verenigd Koninkrijk (VK) zich garant gesteld. Tot het concern behoorde ook een Nederlandse bv die topvennootschap was van een omvangrijke fiscale eenheid (FE) voor de vennootschapsbelasting. Deze bv betaalde jaarlijks een garantie fee van ongeveer € 35 miljoen aan de uiteindelijke moedermaatschappij voor de garantstelling. De aftrek van deze vergoeding was een van de geschilpunten tussen de FE en de Belastingdienst. Rechtbank Noord-Holland is het eens met de fiscus dat de FE als ‘core vennootschap’ van het tabaksconcern een impliciete garantie van de moedermaatschappij geniet. Dit vormt geen concerndienst, zodat de FE daarvoor geen vergoeding hoeft te betalen. De betaling van de garantie fee vloeit voort uit gelieerdheid tussen de FE en de moedermaatschappij.
Onzakelijke factoring fee
Een ander geschilpunt betreft de hoogte van de vergoeding voor factoringsdiensten van een andere concernvennootschap. Deze concernvennootschap heeft daarvoor jaarlijks een factoring fee van € 2.500.000 in rekening gebracht. Dit bedrag bestaat voor een groot deel uit een risicovergoeding ter dekking van het debiteurenrisico exclusief een dubieuze debiteur. De rechtbank constateert dat het debiteurenrisico – inclusief de dubieuze debiteur – op de markt te verzekeren is voor € 438.000. Een onafhankelijke derde zou dus niet bereid zijn de risicovergoeding te betalen. De FE moet dat ook hebben geweten. Gezien het grote aandeel van de risicovergoeding kwalificeert de rechtbank de gehele factoring fee als onzakelijk.
Vergrijpboete in beginsel terecht
Door de combinatie van de onzakelijke garantie fee en factoring fee heeft de FE aanzienlijk minder vennootschapsbelasting betaald dan had gemoeten. Zij moet zich daar ook van bewust van zijn geweest. Daarom heeft de Belastingdienst in eerste instantie de FE terecht een vergrijpboete opgelegd van € 477.624. Vanwege een overschrijding van de redelijke termijn verlaagt de rechtbank de boete met € 20.000.
Wet: art. 67d AWR en art. 8b Wet Vpb 1969
Bron: Rechtbank Noord-Holland 17 oktober 2022, ECLI:NL:RBNHO:2022:8936, 18/876 tot en met 18/878
Geef een reactie