Als een bv in het kader van een samenwerkingsovereenkomst in de toekomst een winstaandeel moet afstaan aan een ander, vormt dat geen aftrekbare afsluitprovisie.
Een bank dreigt over te gaan tot executoriale verkoop van vastgoed van een moedermaatschappij van een fiscale eenheid (FE) voor de vennootschapsbelasting. Om dit te voorkomen, gaat de FE op zoek naar een externe financier. Zij vindt inderdaad een bv die bereid is financiering te verlenen en sluit met deze bv een samenwerkingsovereenkomst. Op grond van deze samenwerkingsovereenkomst is de bv gerechtigd tot 50% van het deel van de toekomstige meeropbrengsten op het vastgoed van de FE dat meer bedraagt dan € 5 miljoen. De FE wil in dat verband in haar aangifte 2014 een bedrag van € 2,5 miljoen aftrekken. Zij stelt namelijk dat haar onroerende zaken een waarde van minimaal € 10 miljoen hebben. Volgens zowel de Belastingdienst als rechtbank Zeeland-West-Brabant is deze aftrek niet toegestaan. Zie ook NTFR 2021/2974 en ‘Afzien van toekomstige winst leidt niet meteen tot aftrek’.
Verarming vanwege toekomstige overdracht?
De FE gaat vervolgens in hoger beroep. Zij verwijst naar een vaststellingsovereenkomst (VSO) met de inspecteur in het kader van de successieheffing in verband met het overlijden van de voormalige dga van de moedermaatschappij. Uit deze VSO volgt dat de aandelen van de moedermaatschappij zijn gewaardeerd op € 10 miljoen. De FE leidt hieruit af dat haar onroerende zaken een waarde van € 10 miljoen hebben. Uitgaande van een toekomstige overdracht van het vastgoed tegen een waarde van € 5 miljoen aan de bv en het delen in de meeropbrengst op 50%-50%-basis, verarmt zij met een bedrag van € 2,5 miljoen. De FE merkt dit bedrag aan als een afsluitprovisie.
FE alleen belast over eigen winstaandeel
Hof Den Bosch gaat ervan uit dat de overeenkomst tussen de FE en de bv zakelijk is. Dan nog ziet de FE hooguit af van een deel van eventuele toekomstige winsten die zijn te behalen met de toekomstige ontwikkeling van het vastgoed. Dat is iets anders dan een afsluitprovisie. Mocht de FE in de toekomst daadwerkelijk winst op vastgoedtransacties behalen, dan hoeft zij slechts over haar aandeel belasting te betalen. Het deel dat toekomt aan de bv behoort niet tot de winst van de FE en is daarom niet als een last in 2014 te nemen. Het hof verklaart het hoger beroep van de FE ongegrond.
Wet: art. 3.25 Wet IB 2001 en art. 8 Wet Vpb 1969
Nieuw! Meerdaagse Verdiepingscursus Vennootschapsbelasting
Heb je minimaal drie jaar werkervaring in de fiscaliteit en ben je op zoek naar een verdiepingsslag in de vennootschapsbelasting, dan is deze meerdaagse training je op het lijf geschreven. In vier middagen krijg je een praktische vertaalslag van de theorie. In deze meerdaagse training wordt je kennis over de grote vier van de vennootschapsbelasting opgefrist en vergroot. Vier topexperts gaan met je de diepte in van de deelnemingsvrijstelling, de fiscale eenheid, de fusie- en splitsingsregelingen en renteaftrekbeperkingen.
Geef een reactie