Sluiten partijen naast de overeenkomsten van een erfpachtfinanciering een afzonderlijke overeenkomst om een perceel te verkopen en de winst te verdelen? Dan vormt de winstverdeling geen financieringslast. Bovendien valt de waardeverandering van het perceel gedurende de erfpacht in principe niet onder de landbouwvrijstelling.
Een exploitant van een akkerbouwbedrijf pachtte een stuk cultuurgrond. Vanwege zijn positie als pachter kon hij de grond kopen in 1998 en daarbij gelijk een pachtersvoordeel halen. Dit pachtersvoordeel was gelijk aan het verschil tussen de koopsom en de waarde van de grond in vrije opleverbare staat. Om de koop van de grond te financieren, verkocht de akkerbouwer de grond direct door aan belegger. Op de grond werd een recht van erfpacht gevestigd voor de duur van veertig jaar. Ook bedong de akkerbouwer een terugkooprecht. Gedurende de eerste twaalf jaren van erfpacht konden de belegger en de akkerbouwer het perceel verkopen. In 2008 kwam het daadwerkelijk tot een verkoop.
Verschillende overeenkomsten
De akkerbouwer wil het deel van de verkoopopbrengst die toekomt aan de belegger bestempelen als een financieringslast. Daarnaast stelt hij dat de waardeverandering van de bloot eigendom van het perceel over de periode van erfpachtfinanciering onder de landbouwvrijstelling valt. Maar de rechtbank ziet de verdeling van de verkoopopbrengst niet als een financieringslast. Dat komt doordat deze verdeling voortvloeit uit een afzonderlijke overeenkomst. Deze overeenkomst staat los van de overeenkomst van erfpachtfinanciering. Vervolgens oordeelt de rechter dat de akkerbouwer door de verkoop van de cultuurgrond zijn gehele pachtersvoordeel heeft gerealiseerd. De waardeaangroei van de bloot eigendom in de periode van de erfpachtfinanciering valt niet onder de landbouwvrijstelling.
Geef een reactie