Stel dat een ondernemer renteswapcontracten afkoopt en de onderliggende lening met variabele rente vervangt door een lening met vaste rente. Goedkoopmansgebruik verplicht die ondernemer niet tot de activering en amortisering van een daarbij geleden verlies.
Rechtbank Noord-Nederland had in haar tussenuitspraak van 9 februari 2021, ECLI:NL:RBNNE:2021:401, prejudiciële vragen over afkoop van renteswaps aan de Hoge Raad voorgelegd. Zie NTFR 2021/855. In de desbetreffende zaak had een woningcorporatie in 2014 renteswapcontracten afgekocht. Tegelijk had zij de onderliggende lening met variabele rente vervangen door een lening met vaste rente. De reden daarvan was dat de woningcorporatie vanwege de renteswapverplichtingen ook moest voldoen aan zogenoemde margin calls. Dat betekende dat zij liquiditeiten als onderpand moest bijstorten bij de bank waar de renteswap was afgesloten. Maar door de zeer lage rentestand drukten de margin calls zodanig op de liquiditeitspositie van de woningcorporatie dat zij daardoor haar status als woningcorporatie zou verliezen. Door afkoop en herfinanciering had de woningcorporatie in 2014 een nadeel geleden van € 3,2 miljoen. De in 2014 betaalde afkoopsommen van de renteswaps waren namelijk niet geheel gecompenseerd door de lagere vaste rente op de geherfinancierde leningen.
Geen verplichting tot activeren renteswap
In geschil is of die afkoopsommen ineens ten laste van de winst komen of dat zij op grond van goedkoopmansgebruik geactiveerd en geamortiseerd moeten worden. De Hoge Raad antwoordt als volgt. Is sprake van een afkoop van een renteswap die samenhangt met een variabel rentende lening. Loopt men daarbij het risico van margin calls? En vindt in dat verband een vervanging plaats van de onderliggende variabel rentende lening door een vastrentende lening? In die situatie verplicht goedkoopmansgebruik niet ertoe het resultaat wegens afkoop van die renteswap te activeren en te amortiseren.
Motief is irrelevant
De Hoge Raad merkt op dat daarbij niet van belang is:
- wat het motief tot afkoop is,
- of men de nieuwe, vastrentende lening aangaat bij een andere bank dan de bank die de oorspronkelijke variabel rentende lening verstrekte en/of de bank met wie het renteswapcontract was afgesloten, en
- of de nieuwe situatie (vastrentende lening) uitsluitend wat rentelasten betreft een financieel voor- of nadeel oplevert ten opzichte van de oude situatie, dan wel per saldo een financieel voor- of nadeel oplevert.
Wet: art. 27ga AWR, art. 3.25 Wet IB 2001 en art. 8, eerste lid Wet Vpb 1969
Bron: Hoge Raad 25 februari 2022, ECLI:NL:HR:2022:312, 21/00564
Geef een reactie