De Belastingdienst wil nog wel eens kritisch kijken naar het opvoeren van kosten van alcoholische drank, diners, theaterbezoek en dergelijke als bedrijfskosten. De ondernemer zal de zakelijkheid van deze uitgaven aannemelijk moeten maken.
Op 15 augustus 2020 krijgt een fiscale eenheid (FE) voor de vennootschapsbelasting een navorderingsaanslag vennootschapsbelasting 2015 opgelegd. Naar aanleiding van een boekenonderzoek is de inspecteur namelijk tot bepaalde conclusies gekomen. Zo meent hij dat de FE te hoge kosten van alcoholische drank, diners en theaterbezoek heeft opgegeven. De Belastingdienst staat wel de aftrek van een deel van deze uitgaven toe. Maar de fiscus weigert de aftrek van de volgende bedragen:
- € 5.304 voor uitgaven voor champagne en andere flessen alcoholische drank. De FE stelt dat zij een voorraad heeft om klanten te trakteren en dat klanten bij een speciale gelegenheid een extra presentje krijgen.
- € 9.145 aan uitgaven voor diners. Volgens de FE gaat het om zakelijke kosten omdat de etentjes hebben plaatsvonden om het twintigjarig bestaan van het bedrijf te vieren. Zo zou de FE haar klanten hebben bedankt voor het getoonde vertrouwen.
- € 4.487 aan uitgaven voor theatertickets. Vanwege de viering van het vijfentwintigjarige lustrum en de verhuizing naar een nieuw pand van de dga van de FE is een aantal klanten meegenomen naar het theater.
Geen onderbouwing per bon
Rechtbank Noord-Holland is het eens met de fiscus dat uitgaven voor alcoholische drank in beginsel een privékarakter heeft. De FE moet daarom aannemelijk maken dat deze kosten toch zakelijk zijn. Ook van de kosten van de diners en het theaterbezoek moet de FE de zakelijkheid onderbouwen. Dat lukt haar niet. Zij overlegt wel bonnen en tickets met namen en bonnen. Maar zij onderbouwt niet per bon de zakelijkheid en evenmin de zakelijkheid van het theaterbezoek. Daarom oordeelt de rechtbank dat de inspecteur terecht de aftrek heeft geweigerd. Wel vermindert de rechtbank de opgelegde vergrijpboete omdat de dga van de FE inmiddels is overleden.
Wet: art. 3.15 Wet IB 2001 en art. 8, vijfde lid Wet Vpb 1969
Geef een reactie