Stel dat iemand na het overlijden van een ondernemer de lopende contracten afhandelt om de lasten van de erfgenamen te beperken. In dat geval mag de Belastingdienst in principe de opbrengsten van de onderneming niet aan deze zaakwaarnemer toerekenen.
Een ernstig zieke ondernemer had zijn minderjarige dochter aangewezen als zijn enige erfgename. Daarnaast had in een verklaring opgenomen dat zijn jongere broer vanaf 1 januari 2016 zijn onderneming zou voortzetten. Een paar weken na het opstellen van deze verklaring overleed de ondernemer. De jongere broer handelde in 2016 via een tijdelijk bedrijf de lopende contracten en verplichtingen van de onderneming van zijn broer zo veel mogelijk af. De inspecteur meent dat hij met deze werkzaamheden belastbaar inkomen heeft genoten. De man is het daar niet mee eens. Het geschil belandt voor Rechtbank Gelderland.
Geen subjectieve winstverwachting
Rechtbank Gelderland constateert dat de werkzaamheden van de man niet kwalificeren als een bron van inkomen. De man heeft dan wel deelgenomen aan het economische verkeer, maar een subjectieve winstverwachting ontbrak. De man maakt aannemelijk dat het nooit zijn bedoeling was om voordeel te behalen. Hij wilde alleen zijn nichtje ontlasten en trad daarom op als zaakwaarnemer. Uit niets blijkt dat de man het bedrijf van zijn broer heeft overgenomen als zijn eigen bedrijf. Hoewel de man als zaakwaarnemer in beginsel recht heeft op een redelijke beloning, zijn daarover zijn nooit afspraken gemaakt. De rechtbank oordeelt daarom dat de man geen belastbare inkomsten heeft genoten met de desbetreffende werkzaamheden.
Wet: art. 6:198 BW en art. 3.1 en 3.90 Wet IB 2001
Bron: Rechtbank Gelderland 18 maart 2020 (gepubliceerd 24 maart 2020) ECLI:NL:RBGEL:2020:1860, AWB 19/3664
Geef een reactie